Op een goede dag vroeg de toenmalige voorzitter Aart Snoek mij of ik niet mee wilde helpen bij de restauratie van een dubbelvier met stuur. Dat wilde ik wel maar ik had nul ervaring met dat soort werk. “Dat is niet erg”, zei Aart, “wij hebben Ronald, die leert je het wel”. Ronald was voor mij de eminence grise van de vereniging met een enorme staat van dienst. Hij had immers de Toer de Tulp gerestaureerd. De acht waar ik wel eens in mocht roeien. Ik voelde me vereerd om met hem te mogen werken en dat gevoel is nooit weg gegaan.
Op een dinsdagavond meldde ik mij in de werkplaats. “De patiënt”, zoals Ronald haar noemde, lag al klaar op de bok. Ik,
met mijn beginnersblik, vond dat de boot er wel redelijk uit zag maar al snel bleek “dat de patiënt heel wat mankeerde”, zoals Ronald het zo treffend wist uit te drukken. Toch vond Ronald zo na zijn pensionering zo’n houten ‘patiënt’ wel wat gemakkelijker dan een echte. Deze ‘patiënt’ had geen haast, was niet kleinzerig en sprak niet tegen. Toch vond Ronald dat het van belang was goed naar de patiënt te luisteren, daarna goed na te denken over de oplossing en dan pas in te grijpen.
Al snel werd Ronald mijn meester en ik de gezel. Zo noemden wij elkaar ook geregeld. En het verschil resulteerde er op een gegeven moment in dat wij allebei een gat in de boot hadden ‘geadopteerd’ zoals Ronald dat noemde. Ronald een groot gat en ik een wat kleiner model. Verschil moest er zijn. De boot was namelijk op bepaalde plekken rot en dat moest eruit want zei Ronald: “zachte heelmeesters maken stinkende wonden”.
Twee avonden per week werkten wij als meester en gezel naast elkaar. Soms met veel tekst maar vaak ook maar weinig. Soms was er uitleg nodig maar soms was alleen het geluid hoorbaar van gereedschap tegen hout. Heel gestaag vorderden wij. Het gat in de boot waar Ronald mee bezig was, werd groter en groter. Voorzitter Aart Snoek werd er nerveus van. Het karwei duurde hem veel te lang. “Komt dat gat van Ronald ooit weer dicht?”, vroeg hij mij soms in arren moede. Ik moest het antwoord schuldig blijven.
Gedurende het restauratieproces kwam ik erachter dat Ronald niet zonder reden zijn tijd nam. Het viel me op dat Ronald na een uur of twee, ongeacht de staat van het werk zei: “Zo, het is genoeg geweest voor vandaag, we gaan naar huis”. In het begin vond ik dat maar vreemd en wilde ik iets afmaken maar Ronald vertelde mij later dat na een uur of twee de aandacht verslapt en het werk dan minder netjes wordt uitgevoerd. Dan was het dus tijd om naar huis te gaan. Of soms ging hij nog eerder naar huis. Dan was hij tegen een probleem aangelopen waar hij niet direct een oplossing voor had. Een paar dagen later had hij een oplossing bedacht en werkte hij weer gestaag door.
Ronald bezat een geheel eigen soort humor. Met een paar woorden of korte zinnen kon Ronald meestal de kern van iets precies raken. Dat leidde bij ons tweeën dan al snel tot een lach waar we lang van konden nagenieten. Ronald stelde zichzelf niet op de voorgrond. Hij was wel altijd zichtbaar geïnteresseerd in de mening van anderen. “Interessant”, zei hij dan. Waarna hij wel eens zijn mening wilde geven maar altijd de ander in zijn/haar waarde liet. Ronald was spaarzaam met woorden maar als hij wat zei, dan was het bijna altijd raak.
Ik denk met plezier aan mijn periode bij Salland met Ronald terug. Ik zal hem niet vergeten. Ik wens vrouw, kinderen en verdere familie van Ronald veel sterkte toe bij het verwerken van dit verlies.
Henk Kremer
lid materiaalcommissie Roeivereniging Salland